Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij zult [1]ganselijk vernielen [2]al de plaatsen, alwaar de volken, [3]die gij zult erven, hun goden gediend hebben; op de [4]hoge bergen, en op de heuvelen, en onder [5]allen [6]groenen boom. 1. Hebreeuws, vernielende vernielen. 2. Versta zulke, die ter afgoderij bereid en opgericht waren, gelijk tempels, huizen en allerlei op heidense wijze gewijde plaatsen en instrumenten der afgoderij. 3. Dat is, welker landen gij zult erven; gelijk boven, hfdst.11 vs.23. 4. Waar zij den hemel en hun afgoden meenden wat nader te zijn dan in de laagten. Vergelijk Jes.57:5,7; Ezech.6:13; Hos.4:13. 5. Dat is, allerlei. 6. Die in hoogte, schoonheid en schaduw uitstak boven anderen. Zie 2 Kon.16:4.